donderdag 27 augustus 2009

Het vragen naar personen

Het vragen naar personen

Sheikh Al-Albaani -Rahimahu Allah- zei:

Er wordt mij vaak de vraag gesteld, wat is uw mening over Foelaan (een bepaalde persoon)? Ik begrijp dan van hem dat hij of een voor- of een tegenstander is van die persoon. De persoon waar over gevraagd wordt, kan één van onze broeders zijn en kan één van onze vroegere broeders zijn waar over men kan zeggen, hij wijkt af van het rechte Pad.

Maar O broeder, waarom ben je geïnteresseerd in Zayd of 'Amr ? Wees rechtschapen zoals je bevolen bent en doe kennis op. Deze kennis zal jou het verschil verduidelijken tussen een Saalih (goeddoener) en een Taalih (slechtdoener) en tussen een Mokhti-e (die het bij het verkeerde eind heeft) en een Mosseeb (die het bij het juiste eind heeft).

Vervolgens verafschuw jouw broeder niet omdat hij een afwijking heeft of afgedwaald is in één kwestie of twee en in andere kwesties is hij juist. Wij vinden in de biografieën van de mensen van hadith dat sommige hun ahadith geaccepteerd wordt en wordt over hen in andere biografieën gezegd, hij is Murdji of Naasibi of Khaaridji. Het zijn allemaal misprijzingen en dwalingen, maar zij hebben een maatstaf die zij hanteren waarin zij niet de hasanaat laten vallen door één afwijking of twee, of drie fouten tegenover een groot aantal aan hasanaat afwegen. Eén van deze geweldige hasanaat is La ilaha illa Allah.

Uit Silsilat al hoeda wa noer (784) van Sheikh Naasiruddin al Albaani -Rahimahu Allah-.

Shaykh Saalih al-Fawzaan: Het roddelen over de Du'aat, de geleerden en de rest van de Moslims!

maandag 24 augustus 2009

De geredde groep

De geredde groep

Vraag:

Wat zijn de voornaamste kenmerken van Firqatoen Naajiyah (de geredde groep) en doet een afwijking van deze kenmerken de pleger ervan van deze groep afvallen?


Antwoord:


Alle lof zij Allah en vrede en zegeningen zij met Zijn Boodschapper.

De voornaamste kenmerken van Firqatoen Naajiyah zijn: het bewandelen van het Pad van de Profeet (vrede zij met hem), wat betreft caqiedah (de geloofsleer), cIbaadaat (daden van aanbidding), Akhlaaq (nobele gedragscode) en Moecaamalaat (onderlinge omgangsvormen). Aan deze vier zaken kun je Firqatoen Naajiyah duidelijk herkennen.

Wat betreft de geloofsleer zul je hen vast zien houden aan datgene waar de Koran en de Soennah van de Profeet (vrede zij met hem) op wijst. Waaronder de zuivere Tawhied (Eenheid van Allah) wat betreft Zijn Oeloehiyyah (Alleenrecht op de aanbidding), Zijn Roeboebiyyah (Alleenrecht op de Heerschappij) en Zijn Asmaa’ was-Sifaat (Alleenrecht op Zijn Namen en Eigenschappen).

Wat betreft de daden van aanbidding zul je hen zien uitblinken in het volledig praktiseren van de daden van aanbidding die door de Profeet (vrede zij met hem) werden verricht. Dit wat betreft het soort aanbidding, vorm, hoeveelheid, tijdstip, plaats en reden. Onder hen vind je geen innovaties in het geloof van Allah. Zij hanteren het toppunt van goed gedrag in hun relatie met Allah en Zijn Boodschapper (vrede zij met hem). Zij plaatsen zichzelf niet voor Allah en Zijn Boodschapper (vrede zij met hem) door een zaak toe te voegen aan dit geloof waar Allah geen toestemming voor heeft gegeven.

Wat betreft de gedragscode, zij onderscheiden zichzelf van de anderen door een nobele gedragscode aan te nemen. Zo wensen zij het goede voor de moslims, verruimen zij hun borst voor hen en stralen hun gezichten. Zij laten zich uit op de beste wijze, zijn vrijgevig, dapper enz.

Wat betreft hun onderlinge omgangsvormen, zul je merken dat zij oprecht en met alle helderheid met de mensen omgaan, hier verwees de Profeet (vrede zij met hem) naar, zeggende: “De koper en de verkoper blijven de keuze houden om van hun kooptransactie af te zien, zolang zij niet uit elkaar zijn gegaan. Als zij zich dan eerlijk en helder opstellen zal hun kooptransactie gezegend zijn. Als zij daarentegen liegen en zaken verbergen, zal het geen gezegende kooptransactie zijn.” (al-Boechari en Moeslim)

Het hebben van afwijkingen van deze kenmerken doet de pleger ervan nog niet automatisch buiten deze groep treden, maar natuurlijk is hier sprake van verschillende gradaties. Het hebben van een afwijking op het gebied van de Tawhied bijvoorbeeld kan de pleger ervan buiten deze geredde groep doen treden, zoals bijv. wanneer er iets mankeert aan de toewijding (Ikhlaas) van een persoon. Zo is het ook gesteld met de religieuze innovaties: de pleger ervan kan buiten de geredde groep treden.

Wat betreft de nobele gedragscode en de onderlinge omgangsvormen, het vertonen van tekortkomingen hierin doet men niet buiten deze groep treden, alhoewel dit wel ten koste zal gaan van iemands rang bij Allah.

Het onderwerp ‘Akhlaaq (nobele gedragscode)’ behoeft gedetailleerde uitleg. Het belangrijkste onderdeel van de nobele gedragscode is wel het vormen van een eenheid en het zich verzamelen rondom de waarheid, zoals door Allah wordt opgedragen (interpretatie van de betekenis):

“Hij heeft jullie de godsdienst uitgelegd: wat Hij ervan heeft opgedragen aan Noeh, en hetgeen Wij aan jou geopenbaard hebben en wat Wij ervan aan Ibraahiem en Moesaa en cIesaa hebben opgedragen: dat jullie de godsdienst onderhouden en dat jullie daarover niet verdeeld raken.” (Soerat ash-Shoeraa: 13)

Ook heeft Allah ons ingelicht over degenen die hun godsdienst splitsten en sekten zijn gaan vormen, dat Mohammed (vrede zij met hem) niets met hen van doen heeft. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Waarlijk degenen die hun godsdienst opsplitsten en groepen werden, jij (O Mohammed) bent in niets verantwoordelijk voor hen.” (Soerat al-Ancaam: 159)


Het vormen van een eenheid en het zoeken van toenadering tot elkaar behoort tot de voornaamste kenmerken van de geredde groep: Ahl us-Soennati wal Djamaacah. Als er tussen hen sprake is van meningsverschil die voortvloeit uit een kwestie die open staat voor Idjtihaad (een wetsoordeel gebaseerd op een interpretatie van de rechtsbronnen door inspanning van een erkende geleerde) dan dragen zij geen gevoelens van haat en nijd tegenover elkaar. Zij blijven de overtuiging hebben dat zij broeders zijn, ongeacht of er zich tussen hen wel of geen meningsverschil voordoet. Zoals in het geval van een persoon die het gebed verricht achter iemand waarvan hij van mening is dat deze geen woedoe’ heeft, terwijl de voorganger zelf wel van mening is dat hij woedoe’ heeft. Een voorbeeld hiervan is iemand die de overtuiging heeft dat het eten van kamelenvlees de woedoe’ verbreekt en toch ervoor kiest om het gebed achter een imam te verrichten die de overtuiging heeft dat het eten van kamelenvlees de woedoe’ niet verbreekt. Dit omdat zij geloven dat meningsverschillen die voortvloeien uit zaken die openstaat voor Idjtihaad in feite geen (noemenswaardige) meningsverschillen zijn. Vanwege het feit dat zij zich beiden houden aan de aanwezige bewijzen en ervan overtuigd zijn dat het niet gepast is om hiervan af te wijken. Zij hanteren de volgende stelregel: wanneer een broeder afwijkt in een bepaalde handeling, terwijl hij hiervoor bewijs heeft, dan is hij het in feite met ons eens. Dit omdat zij oproepen tot het volgen van de bewijzen, waar deze dan ook vandaan komen. Zij wijken dan weliswaar van elkaar af, maar hebben beide daarvoor hun bewijzen vanuit de Koran en de Soennah van de Profeet (vrede zij met hem).

Het is de mensen van kennis niet ontgaan dat dit soort meningsverschillen zich reeds voordeden onder de metgezellen in de tijd van de Profeet (vrede zij met hem). Geen van hen zou de ander vijandig gezind zijn. Toen de Profeet (vrede zij met hem) terug kwam van ‘de slag van de bondgenoten (Ahzaab)’ en Djibriel (vrede zij met hem) naar hem kwam om hem door te sturen naar Banoe Qoeraydhah, die hoogverraad hadden gepleegd, zei de Profeet (vrede zij met hem) het volgende tegen de metgezellen:
“Niemand van jullie dient het cAssr-gebed te verrichten, behalve in Banoe Qoeraydhah.” (al-Boechari en Moeslim)

De metgezellen trokken door naar Banoe Qoeraydhah, terwijl de tijd van het cAssr-gebed aanbrak. Onder hen waren er metgezellen die het gebed uitstelden totdat de tijd van het gebed verstreken was en verrichten dit toen zij aankwamen bij Banoe Qoeraydhah. Dit omdat de Profeet (vrede zij met hem) zei: “Niemand van jullie dient het cAssr-gebed te verrichten, behalve in Banoe Qoeraydhah.” Anderen weer van de metgezellen verrichten het cAssr-gebed op tijd. Zij waren van mening dat de Profeet (vrede zij met hem) met zijn uitspraak bedoelde dat de metgezellen zich moesten haasten en niet dat zij de tijd van het gebed moesten laten verstrijken. Deze groep had overigens gelijk, maar de Profeet (vrede zij met hem) verweet geen van de beide groepen iets en ook waren de metgezellen onderling niet verdeeld door afkeur. De moslims die zich rekenen tot Ahl us-Soennah dienen zich op te stellen als een eenheid, ook al verschillen zij in interpretatie van de religieuze teksten, mits deze teksten dit verschil in interpretatie toelaten.

Tenslotte, het is belangrijk om de harten te verenigen en om toenadering tot elkaar te zoeken. We weten allen dat de vijanden van de Islam, zowel degenen die hen vijandigheid openlijk uitdragen als degenen die deze verborgen houden, ons graag verdeeld zien. Het streven naar eenheid is dan ook een kenmerk van de geredde groep.

En Allah weet het beter.

Sheich Mohammed ibnoe Saalih al-cOethaymien

Madjmoec Fataawaa deel 1, blz. 38-41

zondag 23 augustus 2009

De weg van de vrome voorgangers

De weg van de vrome voorgangers

Vraag:

Graag zouden wij willen weten wat de methodologie van de Salaf (vrome voorgangers) inhoudt. Dienen wij ons hiermee te associëren en degene die zich hier niet bij aansluiten te veroordelen?

Antwoord:

Alle lof zij Allah en vrede en zegeningen zij met Zijn Boodschapper.

De methodologie van de vrome voorgangers, oftewel as-Salafiyyah, staat voor het navolgen van de handelwijze die de metgezellen onderricht hebben gekregen van de Profeet (vrede zij met hem). Zij zijn onze Salaf, oftewel onze voorgangers in het goede. Vandaar dat hun navolgers Salafiyoen worden genoemd.

Het is in strijd met de methodologie van as-Salafiyyah om dit als aanleiding te gebruiken om je te distantiëren van de overige moslims. Tevens is het bestempelen van eenieder die van mening hierover verschilt, als een deviant in strijd met de methodologie van de Salaf.

De vrome voorgangers hebben allen uitgenodigd naar de Islam en naar vereniging rondom de Soennah van de Profeet (vrede zij met hem). Ook bestempelden zij degenen die met hen hierover van mening verschilden niet als afgedwaalden, afgezien van degenen die met hen verschilden over essentiële geloofszaken.

Enkelen die zich vandaag de dag associëren met as-Salafiyyah bestempelen eenieder die er een andere mening op nahoudt dan hijzelf als zijnde een afgedwaalde, ongeacht of de tegenpartij zich op de waarheid bevindt. Weer anderen zien as-Salafiyyah als een splintergroepering, zoals vele splintergroeperingen die zichzelf toeschrijven aan de Islam. Dit is een verschijnsel dat scherp veroordeeld dient te worden.

Men dient als toonbeeld naar de handelswijze en leerschool van de vrome voorgangers te verwijzen, zij die openhartig en ruimdenkend met de meningsverschillen inzake rechtsvinding omgingen. Onderling plachten zij zelfs van mening te verschillen in credo- en jurisprudentiezaken. Zo zijn er geleerden die de mening uitdragen dat de Profeet (vrede zij met hem) zijn Heer heeft gezien (in het wereldse) en weer anderen ontkennen dit. Ook verschillen zij of het de daden zijn die op de Dag des Oordeels worden gewogen of de bladzijden waar de daden in vermeld staan. Zo lopen bijvoorbeeld de meningen uiteen aangaande de trouwaktes, koopovereenkomsten en vele andere jurisprudentiële aangelegenheden. Desondanks hebben zij elkaar niet uitgemaakt voor afgedwaalde.

‘As-Salafiyyah’ waarmee een specifieke groepering wordt bedoeld die zijn eigen etiquette heeft en waarbij eenieder die zich hier niet mee associeert als afgedwaalde bestempeld wordt, heeft totaal niets weg van as-Salafiyyah.

As-Salafiyyah is niets anders dan het navolgen van de methodologie van de vrome voorgangers in overtuiging, uitspraken, daden, meningsverschillen, overeenkomsten en onderlinge genegenheid. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “De gelijkenis van de gelovigen in hun onderlinge genegenheid, barmhartigheid en sympathie, is als de gelijkenis van één lichaam. Lijdt één van de ledematen, dan heeft dit effect op de rest van het lichaam in de vorm van koorts en slapeloosheid.

Dit is de ware weg van de vrome voorgangers.

Sheich Mohammed ibnoe Saalih al-cOethaymien
(Liqaa'aat ul-Baab il-Maftoeh, boekdeel 3, blz. 246)

vrijdag 21 augustus 2009

Ahl us-Soennah vs al-Khawaaridj

Ahl us-Soennah vs al-khawaaridj

Allah de Verhevene zegt (interpretatie van de betekenis):

O jullie die geloven, wees godsvruchtig met de gepaste godsvrucht en sterft niet anders dan als moslims. En houdt jullie allen stevig vast aan het touw (de godsdienst) van Allah en weest niet verdeeld. Gedenkt de gunst die Allah jullie schonk toen jullie vijanden waren en Hij jullie harten tot elkaar bracht en jullie door Zijn gunst broeders werden, toen jullie je op de rand van de afgrond van de Hel bevonden en Hij jullie ervan redde. Zo heeft Allah Zijn Tekenen voor jullie duidelijk gemaakt. Opdat jullie leiding zullen volgen. En laat er uit jullie een groep voortkomen die uitnodigt tot het goede en oproept tot deugdelijkheid en (die) het verwerpelijke verbiedt, en zij zijn degenen die zullen welslagen. En weest niet zoals degenen die (onderling) verdeeld waren en zijn gaan redetwisten nadat de duidelijke tekenen tot hen waren gekomen. En zij zijn degenen voor wie er een geweldige bestraffing is. Op die Dag zullen er gezichten wit worden en zullen er gezichten zwart worden. En wat betreft degenen wiens gezichten zwart zullen worden…”
(Soerat Aali cimraan: 102-106)

Ibn cAbbaas en anderen hebben over dit gezegd: “De gezichten van Ahl us-Soennah zullen op de Dag des Oordeels wit worden en de gezichten van Ahl ul-Bidcah zullen zwart worden.

En wat betreft degenen wiens gezichten zwart zullen worden (hen zal gezegd worden): ,,Zijn jullie tot ongeloof vervallen nadat jullie gelovig geworden waren? Proeft dan de bestraffing wegens wat jullie plachten niet te geloven. En wat betreft degenen wiens gezichten wit zullen zijn: zij zullen in de Barmhartigheid van Allah verkeren, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn.”
(Soerat Aali cimraan: 106-107)

Er is overgeleverd door at-Tirmidhi op gezag van Aboe ‘Oemaamah dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd over de khawaaridj: “Zij zijn de honden van het Hellevuur.” Vervolgens reciteerde hij (vrede zij met hem) het vers (interpretatie van de betekenis):

Op die Dag zullen er gezichten wit worden en zullen er gezichten zwart worden.”
(Soerat Aali cimraan: 106)

Imam Ahmad ibnoe Hanbal (moge Allah hem begenadigen) heeft gezegd: “De overleveringen met betrekking tot de khawaaridj zijn correct overgeleverd. Zo zei de Profeet (vrede zij met hem) over de khawaaridj:“Wanneer één van jullie zijn gebeden en vasten vergelijkt met die van hen, dan zullen jullie het gebed en vasten van jezelf minachten. En wanneer één van jullie zijn recitatie vergelijkt met die van hen, dan zal hij zijn recitatie minachten. Zij reciteren de Koran maar deze komt niet verder dan hun kelen. Zij vliegen uit het geloof zoals een pijl uit een koker vliegt.”
(al-Boekhaari en Moeslim)

De khawaaridj waren de eersten die de moslims verketterden. Niet alleen verketteren zij de zondaren, maar ook degenen die tegen hen zijn en hun nieuwlichterijen weerleggen. Dit laatste is kenmerkend voor Ahl ul-Bidcah. Ook verklaren zij het bloed en bezittingen van de moslims schendbaar.

Ahl us-Soennati wal Djamaacah zijn degenen die het Boek en de Soennah van de Profeet (vrede zij met hem) volgen en die hem gehoorzamen. Zij zijn het die de waarheid volgen en barmhartigheid tonen tegenover de schepselen.

De eerste innovatie die is verschenen in de Islam is de innovatie van de khawaaridj en de Shiecah. Dit was ten tijden van het Kalifaatschap van cAli (moge Allah genadig met hem zijn), waarop hij beide groeperingen heeft bestraft.

Al-khawaaridj hebben cAli bestreden, waarna hij hen bestreed. Wat betreft de Shiecah; de extremen onder hen heeft hij verbrand. Daarnaast riep hij op tot het doden van cAbdoellah ibnoe Saba’ waarop deze vervolgens vluchtte. Ook beviel hij om degenen die hem boven Aboe Bakr en cOmar plaatsten te geselen. Zo is het overgeleverd in Sahieh al-Boekhaari dat cAli heeft gezegd: “De beste persoon, in deze gemeenschap, na de Profeet (vrede zij met hem) is Aboe bakr vervolgens cOmar.”

Sheikh ul-Islaam ibn Taymiyyah
Madjmoe' ul-Fatawaa’, Boekdeel 3

Takfier is een voorrecht van Allah

Takfier is een voorrecht van Allah

Het tot ongelovige of zondaar verklaren van iemand is een Islamitisch Wetsoordeel en is voorbehouden aan Allah, de Verhevene, en Zijn Boodschapper (vrede zij met hem). Het is niet gepast voor iemand om een ander grondslagloos uit begeerte te verketteren. Ook kan niet overgegaan worden tot zo’n oordeel zonder dat een persoon met een daad of uitspraak komt die hiertoe aanleiding geeft.

Sheich ul-Islaam ibn Taymiyyah heeft gezegd: “Het toestaan of verbieden van zaken, bestraffing of beloning toekennen, het tot ongelovige of zondaar verklaren van iemand zijn zaken die enkel en alleen aan Allah, de Verhevene, en Zijn Boodschapper (vrede zij met hem) zijn voorbehouden. Men dient datgene toe te staan wat Allah, de Verhevene, en Zijn Boodschapper (vrede zij met hem) hebben toegestaan en datgene te verbieden wat Allah, de Verhevene, en Zijn Boodschapper (vrede zij met hem) hebben verboden.”

Ibn Taymiyyah gaat verder met zijn betoog en zegt: “…Daartegenover vindt men zaken die tot het domein van de rede behoren. Hierbij valt te denken aan wetenschappelijke aangelegenheden, zoals het voorschrijven van een medicijn voor een bepaalde ziekte...”[1]

Ibn Taymiyyah maakt duidelijk onderscheid tussen zaken die alleen in het licht van de Shariecah begrepen kunnen worden en zaken die aan de hand van de ratio te bevatten zijn. Het tot ongelovig verklaren van mensen heeft hij gerangschikt onder de aangelegenheden waarvoor een bewijs nodig is uit de Koran en de Soennah.

Tevens heeft hij gezegd dat het Ahl us-Soennati wal Djamaacah niet toegestaan is om degenen die hen buiten de gelederen van de Islam plaatsen, te bedienen van repliek door hen ook buiten het geloof te plaatsen. Daarentegen is het de gewoonte van Ahl ul-Bidac (nieuwlichters)om eenieder die het met hen oneens is over bepaalde kwesties te verketteren. Zijn precieze woorden waren: “Ahl ul-Bidac innoveren een aantal zaken om deze vervolgens als verplichting en geloofsonderdeel te beschouwen. Eenieder die zich hier vervolgens tegen verzet, wordt door hen als ongelovige aangemerkt. Dit is de handelswijze van de Khawaaridj, Moectazilah, Raafidhah, Djahmiyyah en anderen. Ahl us-Soennati wal Djamaacah daarentegen, maken zich niet schuldig aan nieuwlichterij en plaatsen degene die op basis van een foutieve rechtsvinding (Idjtihaad) een misstap heeft begaan niet buiten het geloof. Dit in navolging van de metgezellen die de Khawaaridj toentertijd niet hebben verketterd, ondanks het feit dat zij dit wel deden bij cAli en cOethmaan.”[2]

Onze vrome voorgangers verschilden met elkaar van mening omtrent diverse kwesties. Desondanks bestempelden zij elkaar niet als ongelovige of zondaar. Ter illustratie kan gewezen worden op het verhaal van cAa’ishah en een aantal metgezellen. Sommige metgezellen waren van mening dat de Profeet (vrede zij met hem) tijdens de Hemelvaart zijn Heer heeft aanschouwd. cAa’ishah deed dit echter af als zijnde een leugen. Desalniettemin noemde zij uit respect niemand van hen bij naam.

Al-Foedayl ibn cIyaadh heeft over het vers (interpretatie van de betekenis van Soerat ul-Moelk: 2): “(En te tonen) wie van jullie de beste daden verricht.”, gezegd dat het hier daden betreft die met een zuivere intentie en conform de handelswijze van de Profeet (vrede zij met hem) tot uitvoer worden gebracht. Als één van deze vereisten niet aanwezig is, wordt de daad niet geaccepteerd. Gebaseerd op het voorgaande excommuniceren Ahl us-Soennati wal Djamaacah niet degenen die een andere methodologie aanhangen dan zijzelf. Ook al worden zij door hen verketterd. Het is namelijk niet de bedoeling om met gelijke munt uit te betalen, want het betreft hier een Islamitisch Wetsoordeel… Zo is het ook gesteld met het buiten de Islam plaatsen van een persoon; het gaat hier om een recht van Allah. Vandaar dat niemand tot ongelovige bestempeld kan worden, behalve door Allah, de Verhevene, en Zijn Boodschapper (vrede zij met hem)”[3]

Al met al dient het verketteren door een rechtsgeleerde te gebeuren op basis van bewijzen uit de Koran en de Soennah, niet uit begeerten.

En vrede en zegeningen zij met de Boodschapper van Allah.


Fragment uit ‘Manhadj Ibn Taymiyyah fi Mas’alati Takfier’, blz. 37

--------------------------------------------------------------------------------

[1] Minhaadj us-Soennah, boekdeel 5, blz. 92
[2] Minhaadj us-Soennah, boekdeel 5, blz. 95
[3] Ar-Radd calal Bakri, blz. 256-257